In de roman Nummer 11 neemt Jonathan Coe de actuele Britse politiek onder de loep. 'De gothic kan elk moment door de vernislaag van respectabiliteit en orde breken.'
Mijn hotelkamer zit twee verdiepingen onder de grond. Ik sta er niet bij stil tot ik het raam wil opendoen om een beetje frisse lucht binnen te laten. Ik schuif de gordijnen opzij en verheug me op het zonlicht. Wanneer ik het raam open, moet ik twee keer kijken. Jawel, ik staar naar een witgekalkte muur op tien centimeter van mijn neus en het licht komt van een tl-buis in de sleuf tussen het raam en de muur. De melkachtige film op het glas had me op het verkeerde been gezet. Wanneer ik me even later naar de plaats van afspraak begeef in Londen, kopt een krant 'The Blair Rich Project', ook oud-premier Tony Blair heeft rekeningen in belastingparadijzen - het tegendeel zou verbazen. De krantentitel is een verwijzing naar de horrorfilm The Blair Witch Project. Dan weet ik het zeker. De wereld uit Nummer 11, de nieuwste roman van Jonathan Coe, bestaat echt. Hij moet lachen als ik het hem vertel.
'Al sinds de crash in 2008 wilde ik een roman schrijven over de actuele politieke situatie. In de kranten las ik voortdurend verhalen die te gek waren voor woorden maar die dagelijkse realiteit bleken. De London Evening Standard bracht een reeks artikels over verbouwingen van kelders. Alleen al vanochtend ben ik langs drie van dergelijke uitbreidingen gelopen. Een andere inspiratiebron was de Oxfam-statistiek dat 85 individuen evenveel bezitten als de armste 50 procent van de wereldbevolking. Telkens wanneer ik zoiets las, dacht ik: “Dit is waanzin, grotesk, ongelooflijk”. Dat heeft de toon van het boek bepaald: we accepteren die bizarre situatie tegenwoordig als een onveranderlijke werkelijkheid en tegelijk zijn we ons ervan bewust dat het grotesk is. Dit boek is een poging om bloot te leggen hoe we met die paradox omgaan: leven in die absurde situatie én dat ook beseffen.”
Hoe verwant is 'Nummer 11' aan 'Het moordende testament', uw satire over de jaren 80 in Engeland onder Thatcher?
'Ter voorbereiding van dit boek heb ik passages uit Het moordende testament opnieuw gelezen. Wat nog steeds goed werkte, vond ik, was die parodie op de typische gothicmotieven. Dat paste toen bij de politieke thema's in het boek. Eigenlijk is er niet zoveel veranderd sinds de jaren 80; het is alleen allemaal wat erger geworden. Dezelfde toon was dus op zijn plaats.'
Vergeleken bij 'Het moordende testament' is 'Nummer 11' wel rijker geschakeerd. Het bestaat uit vijf losjes samenhangende verhalen. Was dat een bewuste keuze?
'Tussen Het moordende testament en Nummer 11 zitten natuurlijk nog zes andere romans, elk met hun eigen stijl en toon. Dat neem je mee. Bovendien zien nog maar heel weinig mensen politiek zo klaar als ze deden in de jaren 80 of 90. Als ze die vaste overtuiging wel nog hebben, houden ze zichzelf voor de gek. Jeremy Corbyn (leider van Labour, red.) heeft waarschijnlijk een scherp afgelijnde politieke overtuiging, maar het is hoogst onwaarschijnlijk dat die ooit toegepast kan worden in de wereld van vandaag - als hij ooit al zou verkozen worden tot eerste minister. Tony Blair heeft in de jaren 90 en 2000 het Britse politieke systeem echt in een andere plooi gelegd. De heldere scheidingslijn tussen links en rechts is toen vervaagd en ze is nooit meer teruggekeerd, volgens mij. Tegenwoordig ontstaan rond belangrijke kwesties, zoals het EU-lidmaatschap, de meest onverwachte coalities over partijgrenzen heen en tegelijk slaan die diepe kloven binnen partijen.'
'Nummer 11' is wat in de Angelsaksische literatuur een 'state of the nation novel' genoemd wordt. U neemt de maatschappij de maat, maar u lacht ook met het idee zelf van dat soort roman.
'Alle echte schrijvers worden geplaagd door twijfels en vragen. In principe moet je je lezer daar niet te veel mee lastigvallen, maar ik hield dat niet het hele boek vol. Het vierde deel is dus niet alleen, hoop ik, een onderhoudend detectiveverhaal, maar ook een ernstig onderzoek naar wat politieke humor is. Welke politieke waarde heeft satire eigenlijk, of het nu van een stand-upcomedian komt of van een romanschrijver?'
U schreef in 2013 al een uitgebreid essay in 'The London Review of Books' over humor en politiek. De conclusie was dat het publiek zich al lachend onttrekt aan zijn burgerplicht en dus mee de malaise in stand houdt of zelfs in de hand werkt.
'Ik wou dat verder onderzoeken, maar dan binnen het bestek van een roman. Satire op tv en in stand-upcomedy wordt stilaan weer scherper in Engeland. Satire doet weer wat het moet doen: het publiek ongemakkelijk op zijn stoel laten schuifelen in plaats van het naar de mond te praten. Het is een centrale vraag in het boek: wat is woede en waarom zijn we bang om boos te zijn?'
Hebt u ooit gedacht: ik kan de realiteit niet overtreffen met een roman?
'Dat speelde voortdurend door mijn hoofd. De Panama Papers zijn gelekt in de week dat de paperbackversie van Number 11 verscheen. In een eerste reactie haalde ik mijn schouders op. We weten toch allang dat de rijken en machtigen hun geld verstoppen in belastingparadijzen? Maar het is natuurlijk belangrijk om de ware toedracht te kennen. Het is belangrijk dat voldoende details, namen en bedragen bekend raken zodat die het nieuws halen. Alleen op die manier worden dergelijke verhalen werkelijkheid. Ik wil er met Nummer 11 toe bijdragen dat mensen geïnteresseerd blijven en zelfs boos worden om deze gang van zaken, iets wat me niet bewoog bij Het moordende testament. Woede en zelfs verontwaardiging zijn vermoeiend. Niemand wil zijn hele leven doorbrengen in een permanente staat van woede om de belastingbewegingen van rijke mensen. Het is bijzonder verleidelijk om je erbij neer te leggen, of misschien zelfs erger dan dat, om er cynisch over te worden. Daar moeten we tegen vechten. We moeten een manier vinden om ons sociale bewustzijn actief te houden en het fijn en aangenaam te maken om een sociaal bewustzijn te hebben. Dat probeer ik te bereiken met dit boek. Alles wat ik schrijf, is entertainment, zodat mensen er plezier in scheppen na te denken over de thema's in het boek. Het is een portret van de Britse samenleving van nu, alleen volstond een realistische aanpak niet om dat beeld zo waarheidsgetrouw mogelijk neer te zetten.'
De roman is inderdaad ook geïnspireerd door oude horrorfilms en fantasyverhalen, onder meer van H.G. Wells (1866-1946). Wat bracht hij bij?
'Als tiener heb ik H.G. Wells verslonden, maar ik heb me nooit eerder als schrijver door hem laten inspireren. Mijn hoofdpersonage heet niet toevallig Rachel Wells en één deel in de roman is een postmoderne versie van een verhaal van H.G. Wells, “The door in the wall”. Natuurlijk is zijn verhaal 'Valley of spiders' een inspiratiebron geweest. Zijn spinnen zijn niet zo groot als de mijne, maar ze zijn ook indrukwekkend. (lacht) Wells was een politieke schrijver, een socialist en hij bracht zijn visie niet over via realistische verhalen, maar door sciencefiction en fantasy te schrijven. Dat is precies wat ik wilde doen met Nummer 11, dus heb ik het als een goed voorteken opgevat dat Wells maar bleef opduiken en me als het ware op de schouder tikte en vroeg om mee te mogen doen.'
Wat is het verband tussen die gothic ondertoon en het Groot-Brittannië van vandaag?
'Een centraal idee in het boek is wat verborgen is, het occulte, in de letterlijke betekenis van het woord. Aanvankelijk wou ik schrijven over iemand die onder de armoedegrens leeft, die onzichtbaar wordt en letterlijk onder de grond gaat leven vanwege zijn economische omstandigheden. Maar in de straten van Londen realiseerde ik me dat niet louter de armen onzichtbaar zijn, maar ook de rijken. Er zijn er nogal wat in de buurt waar ik woon, maar ze zorgen ervoor dat ze buiten beeld blijven door rond te rijden in auto's met geblindeerde ramen of door grote delen van hun huizen ondergronds te bouwen. Dit boek gaat over de onzichtbare mensen in onze maatschappij aan beide uitersten van het spectrum. Die gothic grondtoon kan elk moment in Groot-Brittannië door de vernislaag van respectabiliteit en orde breken.'
U weeft die unheimliche elementen in een zeer herkenbare wereld van gewone mensen, zoals Rachel en haar grootouders bijvoorbeeld. Zij vormen de spil van de roman: daar begint en eindigt alles.
'Ik wilde ruimte laten voor optimisme. Wat er ook gebeurt op macroniveau (de wereld, de EU, Britse politiek), de menselijke natuur verandert nauwelijks, hooguit heel langzaam. Ik wilde de lezer wijzen op de diepere ritmes en cycli en op het feit dat de verwarring en uitputtende ingewikkeldheid van de dagelijkse realiteit niet het hele verhaal is. Er zitten veel autobiografische elementen in het boek, zoals de pruimenboom van Rachels grootouders. Er staat net zo'n boom in de tuin van mijn moeder. Het is een familietraditie om daar in september samen te komen om pruimen te plukken. Twee keer al viel dat samen met een moment waarop één van mijn ouders erg ziek was en het is een totem geworden in onze familie. Ik ervoer het als noodzakelijk en vanzelfsprekend om dat als symbool te gebruiken voor de tragere en diepere ritmes die stutten wat ons in het dagelijkse leven zo uitput en verwart.'
'De monoloog van Rachels grootmoeder naar het einde toe is een bijna letterlijke weergave van wat waarschijnlijk de langste speech is geweest die mijn moeder ooit tegen mij uitsprak, drie of vier weken na het overlijden van haar echtgenoot drie jaar geleden. Ik was heel erg geraakt door wat ze zei. Het is een lofzang op het dagelijkse, op routine, huiselijkheid en het normale. Op al de dingen die elke dag gebeuren in miljoenen gezinnen over heel de wereld en die we niet alleen in kranten, maar ook in romans, al te vaak vergeten. We hebben er niet genoeg aandacht voor en ik wilde dat absoluut vastleggen en vormgeven naar het einde van het boek, net voor ik het mes nog eens in de wonde draai met die korte horrorepiloog.'
Verberg tekst